Kinderen en Honden

BABY’S EN DREUMES

Hallo, hier ben ik!

En dan is de baby er. Het moment is daar dat de hond kennismaakt met de baby. Als je de hond hebt voorbereid zoals in het hoofdstuk “Voor de baby komt”, en dit is goed gegaan, dan kun je er van uitgaan dat de kans groot is dat de hond de baby zal accepteren. De kersverse ouders
worden gezien als ranghogeren. Zij kunnen van de ranglagere (de hond) verwachten dat hij het nieuwe lid zal accepteren.
Het introduceren van de nieuwe baby kun je het beste rustig doen. Je kunt op de bank gaan zitten en de baby op schoot houden. De hond kan dan rustig ruiken aan de baby en de baby bekijken. Bij een kleinhondje kun je door de knieen zakken en de baby rustig laten zien aan
de hond. Spreek de hond en de baby vriendelijk toe. Eventueel kun je daarna nog met de baby blijven zitten en de hond een lekker
kauwkluifje geven.


Baby’s zijn leuk!

Na deze eerste kennismaking is het van belang de hond te leren dat de baby leuk is.
Je kunt de hond bijvoorbeeld steeds een kauwkluifje of een speeltje geven wanneer je de baby verzorgd. Je kunt hem ook naar zijn mand of
bench sturen met iets lekkers. Belangrijk is wel dat de hond dit commando al heeft geleerd voor de komst van de baby. Door de hond een
rustige plek en iets lekkers te geven kun je zelf rustig de baby verzorgen. Je hoeft de hond dan ook niet steeds te corrigeren. De hond
ervaart dat hij nog steeds bij de roedel hoort en dat de baby prettige (en lekkere) zaken met zich mee brengt. Als je de hond steeds buitensluit wanneer je de baby verzorgt, zal de hond de baby met nare ervaringen associëren. Hij moet steeds weg en de baby krijgt alle
aandacht.

Regeren is vooruitzien

De baby groeit en gaat steeds meer bewegen. Eerst gaat de baby omrollen, daarna zitten, vervolgens kruipen en dan lopen. Een nieuwe fase is aangebroken. Je hebt nu een dreumes in huis. Een dreumes die door het huis de eerste stapjes zet. Voor de hond is dit geheel nieuw. Hij kan moeite hebben met deze verandering. Het kind kan zelfstandig alle kanten op. Sommige honden lopen zelf weg wanneer het kind te dicht in de buurt komt. Maar een dreumes is vasthoudend, vooral wanneer je even niet oplet. De hond kan in een hoek worden gedreven en kan dan niet meer weg. Deze situatie moet je zien te voorkomen, omdat de hond kan gaan grommen en daarna kan bijten. Ook al heeft hij nog nooit iemand gebeten. Ook heel bedreigend kan het zijn wanneer het kind de hond ineens vastgrijpt, knijpt, of met een voorwerp in ogen of oren prikt. Ook dan kan de hond bijten. In deze fase is de term ‘regeren is vooruitzien’ op zijn plaats.

Vroeg geleerd is oud gedaan

Sommige honden accepteren het kind niet in de buurt van de voerbak of de slaapplaats. Een kind heeft hier geen benul van en kruipt in de mand of gaat spelen met het eten van de hond. Nu is het moment gekomen het kind duidelijk regels te gaan leren over de omgang met honden. Het lijkt misschien vroeg om op deze leeftijd je kind te gaan vertellen en te laten ervaren wat wel en niet mag bij honden, toch is het noodzakelijk. Hier aantal basisregels voor jezelf om op te letten.

  • Laat een kind de hond niet vastgrijpen, knijpen, prikken, achtervolgen e.d.

  • Laat een kind niet naar de hond toe kruipen/lopen, vooral niet wanneer de hond in zijn mand ligt.

  • laat een kind niet in de buurt van een hond kruipen.

  • Laat een kind niet in de buurt van de voerbak komen wanneer de hond eet.

  • Laat een kind niet naar de hond staren.

  • Laat een kind zich niet bemoeien met de hond wanneer deze een speeltje of een kluifje heeft.

  • Stuur de hond niet weg als het kind aandacht krijgt.

  • Mopper niet op de hond wanneer hij interesse toont in het kind.


Wees consequent

Een aandachtspunt is dat beide ouders dezelfde regels naar de hond en het kind toe hanteren. Als de afspraak is dat de hond niet in de babykamer mag, dan mag dit van beide ouders niet. Als de hond in de woonkamer bij het voeden in de buurt mag liggen, dan mag dit van beide ouders. Als het kind niet achter de hond aan mag kruipen, dan mag dit van beide ouders niet. Kinderen en honden raken in de war wanneer er verschillende regels gelden. Let er ook op dat de regels nageleefd worden. Wanneer het kind de hond plaagt, zorg er dan voor dat het stopt. Wanneer de hond tegen het kind opspringt, zorg er dan voor dat het stopt. Wees consequent tegen beiden, dat geeft duidelijkheid en rust.

Het is belangrijk dat de hond het verband blijft leggen tussen kind en leuk. Wanneer je een kind en een hond in huis hebt, ben jij degene die voor de goed relatie tussen het kind en de hond moet zorgen. Steek regelmatig energie in deze voorwaarden voor een goede relatie en de kans is groot dat het kind zal opgroeien met een fijn maatje.
Een laatste aandachtspunt. Ook andere kinderen die op bezoek komen, zullen de omgangregels moeten leren. Leg de ouders uit waarom dit zo
belangrijk is. Waarschijnlijk hebben ze daar nog niet over nagedacht en zullen ze het fijn vinden dat je je ook om de veiligheid van hun
kinderen bekommert.

Peuter en kleuter 

Peuters en kleuters (kinderen tussen de 2 en 6 jaar) worden steeds zelfstandiger. Ze lopen door het huis en zoeken zelf een hoekje om te spelen. In deze periode is het dus belangrijk dat de rangorde in huis is vastgesteld. Het is belangrijk dat je duidelijk hebt gemaakt aan de
hond dat het kind hoger in rang staat. De rang van het kind is afhankelijk van de aanwezigheid van de volwassene.
Als de hond het kind accepteert en respecteert wanneer jij er bent, is dat precies zoals het hoort. Wanneer je de hond en het kind alleen laat, zal de hond het kind altijd als ranglagere zien en zich ook zo opstellen. Dit is natuurlijk gedrag van een hond.

Een kind gedraagt zich in de ogen van een hond als pup. Honden hebben meestal goed in de gaten dat een kind fysiek en psychisch niet in staat is om een hond in een lagere positie te dwingen. Daarom kan hij bij afwezigheid van de volwassene (roedelleider) zich dominant opstellen. Dat betekent dat hij het kind kan corrigeren wanneer deze iets doet wat in de ogen van de hond niet de bedoeling is. Laat daarom de hond en het kind nooit alleen. Een bench is een uitkomst.
Kind en hond zijn dan gescheiden wanneer je zelf even in een andere kamer moet zijn. 


Hoger of lager in rang?

De taak van volwassenen is om het kind regels te leren over de omgang met honden. Let erop dat het kind zich niet als ranghogere opstelt door de hond dwingend te willen laten luisteren naar een commando, door de hond over de kop en rug te aaien, over de hond heen te hangen of
de hond aan de halsband vast te grijpen. De hond kan dit gedrag zien als een uitdaging en daar op in gaan door het kind te bijten.
Ook als een kind zich gedraagt als ranglagere kunnen er problemen ontstaan. Bijvoorbeeld wanneer een kind op de grond ligt en de hond
gaat over het kind heen staan. In de ogen van de hond heeft het kind zich overgegeven. Dan tilt het kind zijn hoofd op. De hond kan dit
zien als verzet tegen de overgave dat gecorrigeerd moet worden door een halsbeet. Het kind begint te gillen en te spartelen en de hond
corrigeert nog meer. 


Druktemakers

Peuters en kleuters kunnen echte druktemakers zijn. Ze rennen, glijden, stoeien en rollen over de grond. Een hond kan dit drukke gedrag zien als verstoring van de roedel. Hij kan mee gaan rennen en gaan blaffen om de rust weer in de roedel te brengen. Hij kan zelfs zover gaan dat hij de kinderen zijdelings hapt. Het is dus van belang dat de kinderen leren dat zij zich rustig gedragen wanneer de hond in de buurt is. Wanneer de kinderen willen rennen, kan de hond even de bench in. Zo worden onnodige ongelukjes voorkomen. 


Samen doen

Kinderen tussen zes en twaalf jaar kunnen steeds meer ondernemen met de hond. Een stevige basis heeft het kind wanneer hij als dreumes, peuter en kleuter al regels heeft geleerd over het omgaan met honden. Ook wanneer een ouder kind voor het eerst in aanraking komt met een
hond, is het goed om deze basisregels eerst aan te leren. Daarna kan er bekeken worden in hoeverre het kind activiteiten kan ondernemen
met de hond. In deze leeftijdsfase is het kind nog steeds rang afhankelijk. Het kind wordt door de hond vaak steeds als lagere in rang gezien.
Als de rangorde in de mensenroedel in orde is, wordt bij aanwezigheid van de ouder het kind beschouwd als hogere in rang. In de praktijk betekent dit dat de hond het leiderschap over kan nemen wanneer de volwassene weg gaat. Hij ‘mag’ het kind dan corrigeren,
wanneer hij dat nodig vindt. Je kunt bedenken dat daar gevaarlijke situaties door kunnen ontstaan. 


Sterk genoeg?

Vanaf een jaar of zeven gaat een kind zich aan regels houden, omdat hij steeds beter de reden begrijpt. Het kind krijgt meer verantwoordelijkheidsgevoel en kan zich steeds beter inleven in de ander. Ook de lichamelijke ontwikkeling bepaalt wat een kind met een hond kan doen. Lengte helpt mee om overwicht te hebben, maar ook kracht en coördinatie. De handigheid om een hond te kunnen hanteren is nog onvoldoende ontwikkeld. Kleinere kinderen hebben nog niet de kracht om grote honden onder controle te houden. Wandelen aan de lijn kan eindigen in omver getrokken worden omdat de hond naar een andere hond rent. Of omver gesprongen worden vanwege een al te enthousiaste begroeting. Ook om een hond te kunnen corrigeren moet je beschikken over de coördinatie van even loslaten en dan een stevige ruk geven. Voor de meeste kinderen zal het tot hun tiende duren voor ze zo’n correctie adequaat kunnen uitvoeren. 


Spelletjes samen doen

Afhankelijk van het ontwikkelingsniveau, het karakter en de leeftijd kan het kind onder toezicht van een volwassene oefeningen, spelletjes en activiteiten met de hond doen. Onder de kop spelletjes zijn allerlei oefeningen en spelletjes te vinden. Er zijn activiteiten voor kinderen die weinig ervaring hebben met honden of kinderen die net een hond hebben gekregen en aan het kennismaken zijn. Deze activiteiten zijn ook
geschikt voor onzekere kinderen die wat angstig voor honden zijn.
De voorwaarden voor een succesvol verloop van de activiteiten is in de eerste plaats een ouder die door de hond als roedelleider wordt
gezien. Het is belangrijk dat deze roedelleider de regels van het spel bepaald. De ouder bepaalt ook de hogere rang van het kind. Natuurlijk
is het belangrijk dat het kind op een respectvolle manier met de hond omgaat.

Begin met een niet dominante handeling en voer de graad van dominantie langzaam op.
Dit betekent dat het kind eerst samen met de ouder activiteiten doet,
waarbij de ouder de dominante commando’s geeft. Het kind doet alleen de ‘leuke’ handelingen zoals het vrij geven van de hond of het
commando zoek geven. Indien de hond het commando niet opvolgt, versterkt de ouder de rang van het kind door het commando te herhalen
en daarmee te bevestigen.
Afhankelijk van het kind en de hond kan de moeilijkheidsgraad worden opgevoerd. Let hierbij goed op de signalen die de hond uitzend.
Naarmate het kind ouder wordt zal de hond accepteren dat het kind hoger in rang staat. Het moment waarop de hond het kind zelfstandig
als ranghogere ziet is afhankelijk van de kind-hondcombinatie. Hierbij spelen karakter, temperament en opvoeding een belangrijke rol, zowel
van de hond als het kind.

Tien gouden regels voor kinderen
  1. Gedraag je rustig in de buurt van een hond. Ga niet rennen of schreeuwen.
  2. Laat een hond naar jou toe komen. Ren niet achter honden en pak ze niet vast. Ook niet aan de halsband.
  3. Laat honden die aan een lijn vast zitten, achter een raam zitten, in een bench zitten of in de auto zitten met rust.
  4. Buig of stap niet over een hond heen.
  5. Raak een hond nooit van achteren aan. Hij kan schrikken en bijten.
  6. Kijk een hond nooit lang in de ogen. Hij kan dit als een bedreiging zien en bijten.
  7. Plaag honden niet. Ze kunnen dan bijten.
  8. Je eigen hond is misschien een fijne vriend die heel veel goed vindt. Andere honden vinden niet alles goed. Let daar op!
  9. Speel alleen met een hond als de volwassen baas erbij is.
  10. Kijk goed naar de hond als je met hem speelt. Stop met spelen wanneer de hond wegloopt of te druk gaat doen.

“Mag-ik-die-hond-aaien” regel voor kinderen!

  1. Vraag eerst je ouders of het mag.
  2. Vraag dan de baas van de hond of het mag.
  3. Vraag het dan aan de hond:
    steek je hand uit, zodat de hond kan snuffelen. Als de hond geaaid wilt worden komt hij naar je toe. Aai hem rustig onder zijn kin of op zijn borst. Aaien over de kop en de rug is een dominante handeling, waar een hond boos van kan worden.

“Help-daar-komt-een-enge-hond-aan” regel voor kinderen!

  1. Blijf stil staan.
    Loop niet weg.
  2. Hou je handen naar beneden of doe ze over elkaar.
    Steek je handen niet in de lucht, een hond kan dan gaan springen naar je handen.
  3. Kijk naar de lucht en niet naar de hond.
    Zo lijk je op een paal en honden vinden palen niet interessant. Als je gaat rennen en schreeuwen, kan een hond achter je
    aanrennen en in je handen happen.

    Tien gouden regels voor opvoeders
     
  4. Laat je kind nooit alleen met een hond.
  5. Leer je kind de tien gouden regels voor kinderen en de twee extra regels.
  6. Leer je kind over het gedrag van honden. Als een kind gedrag van honden begrijpt, wordt het minder snel gebeten.
  7. Wen je kind aan honden, ook al ben je er zelf bang voor. Vraag eventueel een ander om te helpen.
  8. Voordat een hond bijt vertoont hij stresssignalen zoals: verstarren, lip optrekken, tanden laten zien, strak aankijken.
    Grommen is de allerlaatste waarschuwing die een hond geeft en dan kun je te laat zijn met ingrijpen. Voorkom deze situatie door
    vroegtijdig in te grijpen.
  9. Straf een hond niet wanneer een kind de fout ingaat, de hond snapt dit niet en kan het kind in het vervolg bedreigend vinden.
  10. Straf een kind niet in bijzijn van de hond wanneer het de fout ingaat. De hond kan proberen een stapje hoger in de rangorde
    te komen. Je kan wel op een rustige toon uitleggen wat er gebeurde en hoe het beter kan.
  11. Leer jouw kind dat wat met de eigen hond kan, niet met een andere hond kan. Zo voorkom je ongelukken.
  12. Laat honden en kinderen niet met elkaars speelgoed spelen.
  13. Als een klein kind een hond wilt aaien, neem het dan op schoot, en roep daarna de hond erbij. Zo steun je het kind en
    leert de hond dat hij niet boven het kind in de rangorde staat.

Tien gouden regels voor hondeneigenaren
  1. Laat de hond nooit alleen met een kind.
  2. Een hond die goed opgevoed is en gesocialiseerd is heeft minder kans op ongelukken. Een cursus kan daarbij helpen.
  3. Wen de hond aan harde geluiden, zodat hij niet schrikt in de buurt van kinderen.
  4. Wen de hond aan gepluk aan zijn vacht. Mocht onverhoopt een kind hem vastpakken, dan schrikt hij minder snel.
  5. Laat de hond de associatie leggen tussen
    kind-leuk. Leuke dingen zijn minder bedreigend.
  6. Zorg voor een eigen plaats voor de hond waar niemand hem stoort.
  7. Soms is het nodig de hond in bescherming te nemen tegen het kind, bijvoorbeeld als hij moe is.
  8. Laat een kind niet omver lopen of ‘spelenderwijs’ happen door een hond.
  9. Een hond die geen regels kent, wordt nerveus en weet niet waar hij aan toe is.
  10. Ontworm de hond twee keer per jaar. Kinderen kunnen besmet raken met wormen.

Angst voor honden

Help, Een Hond!

Angst voor honden is een vervelend probleem voor kinderen. In Nederland wonen heel veel honden.
Kinderen kunnen honden niet vermijden. Op straat, op bezoek, in het winkelcentrum, regelmatig kom je als kind een hond tegen. Er zijn rustige
honden, waar je zo voorbij kan lopen, er zijn loslopende honden die komen snuffelen, er zijn honden die hard trekken aan de riem en blaffen. Kortom,
honden vertonen allerlei gedrag.
Als je onbekend met honden bent, kun je dit gedrag niet plaatsen. Zal een hond alleen snuffelen of zal hij bijten? Zal een hond alleen trekken aan de riem uit enthousiasme of zal hij mij omver springen als hij zich los trekt?
Een kind begrijpt hier vaak niets van.

Naast onwetendheid over honden is er ook het gevoel geen controle over de situatie te hebben. Een
hond is vaak sterker en sneller dan een kind. Een kind weet vaak niet wat een hond zal gaan doen en is overgeleverd aan de controle die anderen over de hond hebben. Een hond die op een kind afrent kan heel bedreigend zijn.
Het kind kan het gedrag van de hond niet lezen en weet niet met welke
intentie de hond aankomt. Hij kan de hond niet stoppen of op afstand houden.
Dat geeft een gevoel van onmacht.

Voor kinderen is angst voor honden om twee redenen niet goed.

  1. Het angstige kind vertoont gedrag wat honden uitdaagt tot een reactie en het vergoot de kans op een bijtincident.
  2. Het angstige kind ervaart de omgeving als onveilig. Er lopen overal honden waar het kind geen controle over heeft.

Oorzaken van angst

Angst voor honden kan een gevolg zijn van:

  • Angst van één van de ouders voor honden.
    Een kind leert van ouders en andere belangrijke verzorgers. Als een belangrijk persoon, zoals een van de ouders, zelf bang voor honden is
    kan het kind dit gedrag overnemen. Het kind kan dan ook bang worden.
  • Een bijtincident.
    Wanneer het kind gebeten is, is het bang geworden voor de hond die gebeten heeft. Als het bijtincident niet wordt uitgelegd aan het kind,
    kan het kind gaan denken dat alle honden zomaar bijten. Het kind heeft het gevoel geen controle over de situatie te hebben en wordt bang voor alle honden.
  • Een of meer incidenten waarbij een hond over de grens van het kind is gegaan.
    Dit is het geval wanneer bijvoorbeeld een grote hond onverwacht tegen het kind aanspringt, het kind omver loopt, opeens hard blaft of
    onvoorspelbaar gedrag vertoont waar het kind van schrikt. Ook hier spelen onwetendheid en geen controle over de situatie hebben een rol en ontstaat angst voor honden.

Ontstaan van angst

Angst is niet altijd te begrijpen. Sommige mensen zijn bang voor hele kleine hondjes, die heel lief gedrag vertonen. Toch kunnen mensen dan heel bang zijn. Hoe komt dat?
Dat komt doordat angst ontstaat wanneer het lichaam een gevaarlijke situatie ontdekt. Als gevolg hierop maakt het lichaam stresshormonen aan. Deze stresshormonen bepalen het angstgevoel. Dus veel stresshormomen betekent een groot angstgevoel. Dat is ook de reden dat het geen zin heeft tegen een angstig kind te zeggen “Joh, doe normaal, je hoeft niet bang te zijn,
het is maar een klein hondje”. Het kind voelt de angst en kan dit niet zomaar veranderen.
Angst kan afnemen door te handelen. Dat is de reden dat kinderen hard gaan rennen en met de handen gaan wapperen. Door te gaan rennen naar een veilige plaats proberen ze zichzelf in veiligheid te brengen. Door te handelen nemen
de stresshormonen in het lichaam af waardoor de angst vermindert.

De reactie van een angstig kind is vaak als volgt:

  • Het kind ziet een hond.
    Het kind gaat gillen, rent weg en zwaait met wapperende handen in de lucht. Hij zoekt iets om achter te gaan staan en gaat de hond aanstaren.

De reactie van een hond kan zijn:

  • Een hond die van kinderen houdt, ziet het kind en zijn aandacht is gewekt. De hond denkt:
    “Een kind, wil die mij knuffelen?” Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt: “Oh, een
    uitnodiging tot spelen! Wat leuk, natuurlijk kom ik met je spelen, wacht op mij!” en hij rent het kind achterna, gaat uit enthousiasme
    springen en maakt contact door zacht zijdelings het kind aan te raken met de bek.
  • Een jachthond met een groot jachtinstinct ziet het kind en wil doorlopen. Een rustig kind is namelijk niet om op te jagen. Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt: “Ha, een prooi. Het beweegt en maakt geluid. Snel, d’r achter aan!” Hij rent het kind achter na en kan proberen in de onderbenen of enkels te happen.
  • Een dominante hond ziet het kind en denkt: “Wat doet dat kind in mijn gebied?” Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt:
    “Wat is dit nou weer? Een verstoring in mijn gebied, laat ik dat eens nader onderzoeken.” De hond rent naar het kind. Dan staat het
    kind stil en gaat de hond met grote angstige ogen aanstaren. De hond denkt: “Krijg nou wat! Die durft. Eerst de boel verstoren en nu mij
    uitdagen door mij aan te gaan staren?” (Aanstaren is in hondentaal een directe uitdaging wat in het uiterste geval kan leiden tot een
    gevecht.) De hond gaat terug staren en zal het kind de gelegenheid geven zijn ogen neer te slaan en ander gedrag te vertonen waardoor de
    dominante positie van de hond wordt bevestigd. Het kind blijft staren en gaat van angst weer gillen, rennen of zwaaien met de armen. De hond kan dit opvatten als een uitdaging en kan daar op ingaan door aan te vallen.

Angst bij jonge kinderen

Op de peuterleeftijd kunnen kinderen steeds meer en gaan kinderen de wereld steeds meer ontdekken. De wereld blijk dan wel heel erg groot. Dit maakt het kind angstig en het klampt zich vast aan diegene die het meest vertrouwd zijn, de ouders. Het kind krijgt last van verlatingsangst. Belangrijk is de angst niet te veel te belonen met aandacht, want dit houdt de angst enkel in stand. Het beste is het kind even op te pakken en te troosten, de angst wel serieus te nemen, maar het kind daarna weer op de grond te zetten. Hoe consequenter deze methode toegepast wordt, des te sneller leert het kind de angst te overwinnen.

Op peuterleeftijd zien we ook dat kinderen bang worden van dingen waar ze van schrikken en die ze niet begrijpen, zoals plotseling hondengeblaf, honden die onvoorspelbaar gedrag vertonen etcetera. Peuters kunnen nog geen goed onderscheid maken tussen
fantasie en werkelijkheid. Hierdoor kan hun fantasie soms met hun angst op de loop gaan. Het helpt dan niet om te zeggen dat de angst onzin is, voor het kind is het echt. Ook is het niet goed om dan maar alles waar het kind bang voor is weg te halen. Hiermee leert het kind alleen dat de angst dus terecht was.

Angst overwinnen

 In sommige gevallen heeft angst een doel en hoeft niet overwonnen te worden. Angst voor vuur leert een kind er uit de buurt te blijven. Angst voor gevaarlijke dieren beschermt het kind tegen het dier. Maar angst voor honden staat het kind enkel in de weg en kan overwonnen worden.
Jonge kinderen kunnen heel erg overspoeld worden door hun angsten, maar wanneer zij goed opgevangen en begeleid worden kunnen ze heel goed zelf hun angst overwinnen of onder controle krijgen.

Kijken naar een voorbeeld

Kinderen leren heel veel vande mensen om hen heen. Ze kunnen hierdoor angsten aanleren, maar ook afleren. Door te kijken naar iemand die niet bang is of nog beter wel bang is, maar goed met de angst omgaat, kan het kind leren zijn/ haar eigen angst
te overwinnen. Hierbij hebben kinderen vooral baat wanneer de andere persoon, het voorbeeld, een leeftijdgenoot is.
Ouders zijn ook een belangrijk voorbeeld voor kinderen. Maar een ouder is soms ook bang en kan het kind dit aanleren. Het lijkt misschien dan beter te zijn deze angst te verbergen, maar dit blijkt niet het geval. Het kind voelt namelijk de angst toch wel en zal enkel in de war raken wanneer de ouder de angst ontkent.

Fantasie gebruiken

Door de fantasie van het kind te gebruiken kan angst soms ook overwonnen worden. Een beer kan het kind beschermen , een liedje kan het kind helpen wanneer het bang is. En zo kan het kind zelf zijn/ haar angst overwinnen. Goede uitleg aan het kind wanneer het ergens bang voor is kan soms ook uitkomst brengen, juist omdat de fantasie van het kind de angst doet toenemen. Door een situatie begrijpelijk te maken kan de angst ook afnemen.

Leren door ervaren

Angstige kinderen weten niet waarom een hond doet zoals hij doet. Door gedrag van honden uit te leggen,
begrijpt het honden beter. Uitleggen kan alleen in een veilige situatie.
Wanneer een hond luid blaffend aan de riem trekt, kan het kind niet luisteren naar uitleg. Het kind zal gefixeerd zijn op de hond. Eerst zal de
hond op een zodanige afstand en zo rustig moeten zijn, dat het kind zich kan ontspannen. Dan kan iets verteld worden over hondengedrag.

Een goede methode is om kinderen de 10 gouden regels te leren en ze dan rustig van een afstand in contact te brengen met een hele rustige hond. Let goed op het kind. Wanneer het kind gespannen wordt, neem dan weer wat afstand. Leg steeds uit wat er gebeurd, het kind ervaart dan dat het controle over de situatie heeft. Laat het kind het tempo bepalen. Ga niet over de grens van het kind heen en zet het niet onder druk. Zeg bijvoorbeeld niet; ‘die hond doet heus niets, aai hem nou maar!’ Vraag of het kind de hond wilt aaien en vraag dan waar het
bang voor is. Een kind kan vaak heel goed uitleggen waar het bang voor is.
Als je dat weet kun je het kind uitleggen waarom dat bij deze hond anders is.

Wat ook belangrijk is, is dat
je realistisch bent. Niet alle honden zijn lief. Er zijn ook bijtende honden. Het is logisch dat het kind voor agressieve honden bang is. Dat zijn
de meeste kinderen. Maar, niet alle honden zijn zo. Er zijn ook lieve honden. Leer een kind wat te doen bij een enge hond en leer een kind
spelletjes te spelen onder begeleiding met een lieve hond.